
Jurisprudentie
AU8728
Datum uitspraak2005-12-21
Datum gepubliceerd2005-12-28
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200509802/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2005-12-28
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200509802/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 22 november 2005 heeft verweerder aan verzoeker een last onder dwangsom opgelegd en beslist bestuursdwang toe te passen wegens overtredingen van artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer.
Uitspraak
200509802/1.
Datum uitspraak: 21 december 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 november 2005 heeft verweerder aan verzoeker een last onder dwangsom opgelegd en beslist bestuursdwang toe te passen wegens overtredingen van artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt.
Bij brief van 29 november 2005, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op diezelfde dag, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 december 2005, waar verzoeker, in persoon, bijgestaan door mr. Th.J.H.M. Linssen, advocaat te Tilburg, en verweerder, vertegenwoordigd door M.M. Keltering-Schothuis en ing. E.J.H. Janssen, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ter zitting heeft verzoeker de grond inzake het tot handhaving bevoegde gezag ingetrokken.
2.2. In het bestreden besluit is de dwangsom vastgesteld op € 25.000 per keer dat wordt geconstateerd dat in strijd met artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer op het terrein van de inrichting van verzoeker op het perceel [locatie] te [plaats], zonder daartoe verleende vergunning bouwmaterialen en bouw- en sloopafval zijn opgeslagen. Het maximum waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd is vastgesteld op € 250.000. Verder is in het bestreden besluit beslist bestuursdwang toe te passen ter zake van het in strijd met artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer zonder daartoe verleende vergunning in werking hebben van een puinbreker op het terrein van die inrichting.
2.3. Met instemming van partijen zal de Voorzitter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening deels toewijzen en het bestreden besluit schorsen voor zover daarbij een last onder dwangsom is opgelegd. Hij zal het verzoek voor het overige afwijzen, nu verzoeker ter zitting heeft verklaard dat hij de puinbreker niet zal gebruiken totdat verweerder een beslissing op zijn bezwaar heeft genomen, zodat er in zoverre geen sprake is van onverwijlde spoed als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, die een voorlopige voorziening vergt.
2.4. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 22 november 2005, kenmerk 1143557, voor zover daarbij aan verzoeker een last onder dwangsom is opgelegd wegens overtreding van artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist.
II. wijst het verzoek voor het overige af;
III. gelast dat de provincie Noord-Brabant aan verzoeker het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 138,00 (zegge: honderdachtendertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, als Voorzitter,
in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. De Vink
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2005
154-431.

